Dankzij de schenking van de gronden en de financiële steun van Baron Alfred Piers de Raveschoot kon in 1877 het toenmalige gasthuis van start gaan. Op 19 maart 1877 namen de eerste zusters van de congregratie Zusters van Vincentius à Paulo er hun intrek.

Bejaarden en zusters woonden in die tijd in hetzelfde gebouw. De instelling stond zo veel mogelijk voor zichzelf in: in een eigen boerderij, wasserij, waterwinning.

Op 21 november 1969 werd de instelling officieel erkend. In die periode deden ook de eerste lekenmedewerkers hun intrede.

Door de daling van het aantal actieve zusters in de kloostergemeenschap werd in 1988 beslist om het beheer over te dragen. De v.z.w. Rust- en Verzorgingstehuis Kanunnik Triest verwijst naar Kanunnik Petrus Jozef Triest, stichter van de congregraties van de Zusters van Liefde van J.M., de Broeders van Liefde en de Zusters Kindsheid Jesu die samen het beheer op zich hebben genomen.

Daar het oude gebouw niet meer voldeed aan de comfortnormen werd beslist om een nieuwbouw op te trekken. Op 30 januari 1998 kon het nieuwe rustoord plechtig worden geopend.

Geheel in de geest en de bezieling van hun stichter werd het rusthuis door de bestuurders verder uitgebouwd tot een compleet Woon- en Zorgcentrum. De juridische instantie wordt uitgebaat door Woon- en Zorgcentrum Kanunnik Triest v.z.w.

Het leven van Kanunnik Petrus Jozef Triest

Zijn Jeugdjaren

Petrus Jozef Triest zag het levenslicht op 31 augustus 1760 als negende kind in een gezin van veertien. Hij groeide op in het riante Brussel, een stad met veel parken die toen al 70.000 inwoners telde. Behalve dat hij zich van jongsaf inzette voor zieken en bejaarden, is er over zijn kinderjaren weinig bekend. Na zijn humaniora studeerde hij wijsbegeerte aan de universiteit van Leuven. Aansluitend hierop ging hij naar het seminarie te Mechelen, net als zijn jongere broer. Hij volgde een opleiding gestoeld op een streng dagschema, verdeeld over de studie en geestelijke vorming. Op 10 juni 1786 werd hij samen met zijn broer tot priester gewijd.

Downloaden

Het eerste pastorale werk

In die periode was het aantal priesters dermate groot dat hij zelf naar werk diende te zoeken. Triest was toen zo in het oog springend dat hij amper vier maanden na zijn studies reeds benoemd werd als zondags- en feesthelper te Blaasveld. Later verhuisde hij naar Asse en Mechelen.
In die tijd verplichten de Fransen de priesters hun trouw te beloven aan de keizer. Triest weigerde en kwam op een zwarte lijst terecht.

Triest was ondertussen in Ronse aanbeland en werkte er als ondergedoken parochiepriester verder. Op 03 januari 1802 werd hij er uiteindelijk officieel benoemd tot priester van de St. Martinusparochie. In die periode leerde hij de werkelijke noden van het volk goed kennen. Vele kinderen bleven alleen achter. Hij probeerde voor hen een bescheiden weeshuis op te zetten. Hij zocht enkele jonge vrouwen om voor hen in te staan. Ondertussen was hij met enkele hooggeplaatsten in aanvaring gekomen. Hij zegende onder andere een huwelijk in vooraleer het burgerlijk was bekrachtigd.
De Bisschop zag dat er geen kwaad opzet in het spel was, maar oordeelde toch dat het beter was om Triest over te plaatsen naar Lovendegem. De bewoners van Ronse, en vooral de armere klasse, reageerden geschokt.

P.J. Triest de stichter van 4 congregaties

1. De stichting van de Zusters van Liefde van J.M.

Alhoewel hij sterk ontgoocheld was door zijn overplaatsing ging Triest niet bij de pakken neerzitten. Hij zag in zijn nieuwe parochie immers dezelfde noden.
In 1803 stichtte hij de Zusters Van Liefde van J.M.. Zijn inzet ging niet ongemerkt voorbij. In 1805 werd hem door het Bisdom gevraagd naar Gent te komen werken. Triest kwam samen met zijn Zusters in de Molenaarsstraat terecht. Bijna onmiddellijk opende hij er een 'hospitaal' voor behoeftige zieke vrouwen.

2. De stichting van de Broeders van Liefde

Twee jaar later werd hij benoemd tot kanunnik en tot directeur van het stedelijk hospitaal "De Bijloke". Langzamerhand werd hij, als gevolg van deze benoemingen, meer en meer betrokken bij de stedelijke 'weldadigheidsdienst'. In de Bijloke zag Triest ook de problemen op de psychiatrische mannenafdeling. Om daar orde op zaken te stellen werd er gesuggereerd mannelijke religieuzen in te zetten. Dit was voor de stad de goedkoopste manier om uit het slop te raken. Zo stichtte hij de Broeders van Liefde.
De jonge, onvoldoende gevormde, broeders bleken echter niet opgewassen tegen deze zware taak. Velen van hen pleegden vaandelvlucht. Toen ook de econoom er met de kassa van doorging was de maat vol.
Triest had ondertussen Simon-Jan de Noter leren kennen. Samen met hem bouwde hij de Broeders van Liefde weer op.


3. Stichting van de Broeders Sint Jan de Deo

In 1823 stichtte hij de Broeders van St. Jan de Deo. Zij kregen de verzorging van de zieken thuis als taak. Triest zorgde er wel voor dat zij de nodige scholing kregen vooraleer zij de baan werden opgestuurd.


4. Stichting van de Zusters Kindsheid Jesu

Op 75-jarige leeftijd zag Triest een langgekoesterde droom in vervulling gaan. De nood aan opvang van wezen en vondelingen was enorm groot. Van stad Gent kreeg hij een klein gebouw ter beschikking waar hij zijn laatste levenswerk begon. Om te voorzien in de opvang van ouderloze kinderen stichtte hij de congregatie Zusters Kindsheid Jesu.


Een jaar later, in 1836, nam hij na een slepende ziekte met de woorden "Geef en er zal u gegeven worden" afscheid van het leven.

linkedin